Tijdens de kredietcrisis van 2008 en ook nu wordt het weer pijnlijk duidelijk: onze huidige vorm van kapitalisme is een nogal schokkerige achtbaan: als het goed gaat jaagt iedereen zijn geld er door en wordt de economie tot absurde proporties opgeblazen, maar zodra het fout begint te gaan houdt iedereen de hand op de knip en zakt de boel als een souffle in elkaar.
Tijdens zulke crisis gebeuren er altijd dezelfde dingen. Ten eerste gaat overheid grote commerciele bedrijven redden, want blijkbaar kunnen we niet zonder ze leven. Daar op volgt een pleidooi aan mensen om vooral veel dingen te kopen om zo de economie weer aan te zwengelen.
Voor consuminderaars en minimalisten voelt dit als vloeken in de kerk. We vinden het logisch dat je niet al je geld verbrast, maar bewust kijkt hoeveel geluk je kunt hebben zonder veel aankopen. Als Rutte oproept om in crisistijd een auto te kopen, dan haal ik mijn schouders op: in economisch goede tijden zou ik het ook niet doen, waarom nu dan wel?
In plaats van het oproepen tot consumeren in crisistijd, zou de overheid beter kunnen oproepen tot consuminderen in voorspoedige tijd, zodat de volgens crisis kleiner zal zijn, of zelfs helemaal wegblijft.
Deze crisis is een uitzondering. Bedrijven raakten niet in de problemen door het falen van de economie of door het wegblijven van consumenten, maar simpelweg omdat ze door de overheid verboden werd om open te blijven. Zo zijn veel restaurants, kermissen, bioscopen, stadions enz aan de rand van faillissement geraakt.
En daar begint het voor mij nu een beetje ethisch te knagen. Ik ga zelden naar een restaurant, je zult me nooit lang op een kermis zien, ik ga hooguit een keer per jaar naar de bioscoop, en sport doe ik liever zelf dan er naar te kijken. In een normale crisis zou ik me niet echt aangesproken voelen als de overheid me zou aanmoedigen om deze branches te steunen. Ik ben namelijk niet degene die in crisistijd is weggebleven. Bovendien zou ik wel een bioscoop kunnen steuren, maar ik heb echt geen idee naar welke film ik dan zou moeten. Entertainment moet immer niet op werk gaan lijken.
Om mijn geweten te sussen heb ik toch een paar dingen uitgekozen om geld aan te geven. Ik ben donateur geworden van een lokaal cultureel erfgoed. Doordat ze nu geen feesten en bruidsreportages kunnen doen, zijn hun inkomsten grotendeels drooggevallen. Ik steun ze met een periodieke gift, want culturele periodieke giften zijn voor 125% aftrekbaar. Zo betaal je dus netto minder dan de helft. Zie ook
hier.
En het verhaal dat
Lonneke schreef over een natuurcamping in Portugal die door bosbrand is verwoest raakte me. Dus heb ik op die site ook nog een stukje ziel afgekocht. Zelf doneren? Dan kan
hier.